You have not accepted cookies yet

This content is blocked. Please accept marketing cookies. You can do this here.

Dirk Brantjes

Adviseur Duurzaamheid

Als duurzaamheidsadviseur probeer ik verborgen ambities aan te boren, te prikkelen en te motiveren om net een stapje meer te zetten dan de huidige wet- en regelgeving voorschrijven. Dat is een complexe boodschap, want het gaat niet meer alleen om energieneutraliteit. De horizon is een circulaire economie en dat vereist een multidisciplinaire aanpak.

 

Circulair versus lineair

De huidige manier van bouwen is overwegend lineair en gehecht aan bekende routines: een voorspelbaar proces met vaste fases. Beheersing van tijd en kosten staat voorop. Alles wat van de bekende standaarden afwijkt, brengt risico’s met zich mee. Zo is de perceptie.

Voor een deel begrijp ik dat. Niet alle duurzame innovaties zijn voldoende gestandaardiseerd en ook wet- en regelgeving loopt achter, waardoor soms niet duidelijk is wie er eindverantwoordelijk is voor de uiteindelijke duurzaamheidsprestaties. En dan speelt ook de leveringszekerheid van hergebruikte materialen een rol.

Daarnaast hebben de gangbare economische modellen een korte termijnhorizon, temeer omdat de opbrengsten van duurzame investeringen nog te weinig terecht komen bij de partij die daarvoor initieel de investeringen betaald. De kost gaat zo in veel gevallen niet voor de baat uit. Dat maakt zowel opdrachtgevers als projectontwikkelaars kopschuw. Ik zou graag zien dat de overheid meer visie en voortvarendheid aan de dag legt en de duurzame ambities ook met motiverende wetgeving een duw in de rug geeft.

Duurzaam ontwerp

Voor mij als duurzaamheidsadviseur is het van belang om al in een vroeg stadium van het ontwerpproces met de opdrachtgever en ontwerpers te bepalen welke afwegingskaders er zijn om bijvoorbeeld de Milieuprestatie van het gebouw (MPG) positief te beïnvloeden. Of je beton of hout als constructiemateriaal kiest, maakt een wereld van verschil. Letterlijk. De meeste reductie behaal je door een duurzaam ontwerp te maken, niet door achteraf een ontwerp te verduurzamen.

Recyclen levert geld op

We moeten meer uitgaan van de totale levensduur en restwaarde van een gebouw, en niet afschrijven naar 0 over een gemiddelde levensduur van 50 jaar. Bij een goed circulair ontwerp leveren gedemonteerde materialen uit een gebouw geld op. Dit verandert de businesscase waarmee een gebouw wordt gerealiseerd.

Als we kijken naar de CO2-uitstoot van materialen heeft de bouwsector een grote impact: de productie van beton en staal is goed voor minstens elf procent van de wereldwijde uitstoot. Ook baksteen is een vervuiler omdat de baktemperatuur boven duizend graden ligt. Dat er ondanks die enorme footprint nog weinig met natuurlijke materialen wordt gebouwd, komt onder andere door het uitblijven van prikkels voor het gebruik van materialen met een beperkte uitstoot. Zo wordt de opslag van CO2 in natuurlijke materialen niet meegenomen in de rekenmethode, waardoor ze minder duurzaam scoren dan ze zijn. Daarnaast wordt verondersteld dat de traditionele materialen na de sloop van een gebouw wel worden hergebruikt, maar natuurlijke materialen niet. Onzin natuurlijk. De herbruikbaarheid is minstens zo goed en de voetafdruk om ze maken of te oogsten veel kleiner.

Het lijkt soms alsof de bouwwereld niet zit te wachten op een update van inzichten. Kijk bijvoorbeeld naar het kabinetsvoorstel om de CO2-limiet voor gebouwen in te voeren dat door de bouwlobby van tafel werd gepraat. Daarmee zouden we een enorme verduurzamingssprong maken. Zo blijven we dus zitten met de achterhaalde rekensom die betonnen bouwsels bevoordeelt boven constructies van hout.

Redeneren vanuit een CO2-budget kan ervoor zorgen dat we de principes van meerdere duurzame meetmethoden vervlechten zodat ze elkaar versterken in plaats van functioneren als checklist met een suboptimaal resultaat als gevolg. Zo halen we Parijs nooit.